Graag zou zij van hem horen wat hij niet zeggen kan.
Daarom heeft zij nu gesmeed een duivelsplan.
Als hij het nu zou zeggen, denkt zij dat hij liegt.
Ookal weet zij dat hij haar niet bedriegt.
Hij kan nog zo hard roepen dat het niet zo is.
Maar daarmee slaat hij bij haar, de plank volledig mis
Hij kan er niets aan doen.
Het is bij haar, daar wringt de schoen.
Als zij in de spiegel loert.
Is het zicht dat haar emoties beroert.
Zolang zij zichzelf niet aanschouwd.
Is het haar kracht die wordt opgebouwd.
Zodra zij een rimpel ziet.
Is het zij die in paniek schiet.
Zij gaat er hard mee aan de slag.
Zodat zij straks trots in de spiegel kijken mag.