Glazige ogen naar de ruit (ga ik het noemen, iets Romantisch)
Verlangen naar een wereld
die mens noch ziel weet zijn
vanop de maan gezien
ben ik toch zo klein
ik droom van iets groot
een sluier van pracht
en toen kwam daar het duister
het deken van de nacht
Oh sterren pracht
zo groots en ondoorgrond
de maan zachte lippen
een lichtomrande mond
gegoten door een god
die ik weet noch ken
tegenover zulk iets groot
lijkt‘ dat ik niets ben
Verlangen naar een wereld
bekeken door de ruit
met glazende ogen
ik schreeuw een noodkreet uit
‘verlossing wil ik nu’
smachtend uitgezonden
ik ben zo weet ik nu
te veel aards verbonden
M'n dood is goed bedoeld
ik ben waar ik wilde zijn
ik heb niets gevoeld
eindelijk verlost van pijn
heb dat grootse eind’lijk bereikt
kben dit leven uit
maar onder mij m'n lichaam
glazige ogen naar de ruit.