Het jaar 2000, een nieuw begin?
Voor mij heeft alles op dit moment geen enkele zin.
Het lijkt net alsof ik stilsta en niet weet waarop ik wacht,
Alsof er toch “iets” is waarnaar ik smacht,
Alsof er toch een reden moet zijn waarom ik hier ben,
Maar net alsof ik die reden helemaal niet ken.
Het is net alsof alles mislukt, wat ik ook probeer,
En weet je, dat gevoel groeit telkens meer en meer.
Ik leef de dagen zoals ze zijn,
Met een innerlijk groeiende pijn.
Mensen rondom mij zien dit leed met lede ogen aan,
Maar niemand beseft de omvang van dit bestaan.
Ik weet niet hoe dit verder moet,
Het is zo’n innerlijk verterende gloed.
Ik probeer te vechten tegen deze stroom die me zo naar onder haalt,
Tegen deze woorden, die gedachten, de pijn die steeds opnieuw door mijn hoofd maalt.
Stel ik me aan? Is dit enkel iets wat ik mezelf aandoe?
Ik wel weer leven, maar weet niet hoe.
Ik voel me nergens meer thuis en speel een rol, telkens ik hier buitenstap,
Het leven voelt op dit moment als een zwarte grap.
Ik hunker naar liefde en genegenheid,
Maar als ik het heb, raak ik het zo weer kwijt.
Ik ben niet in staat iets op te bouwen,
Ik kamp met een volledig gebrek aan zelfvertrouwen.
De lat van mijn verwachtingen ligt zo hoog,
Dat ik er zelf niet meer in geloof.
Maar de lat lager leggen, kan ik niet,
Want als je dan naar me kijkt, is het niet ik die je ziet.
Maar is het dan wel zo moeilijk wat ik vraag?
Eigenlijk is het zelfs niet eens vaag.
Inzet, vertrouwen, absolute eerlijkheid, verantwoordelijkheid.
Maar weet je wat me dan nog het meeste spijt?
Met deze verwachting ben ik m’n leven begonnen,
Maar niets van dit alles heb ik gewonnen.
De invulling van deze verwachtingen kwam slechts van mijn kant,
Wat me nu nog rest is het gevoel alsof ik werd aangerand.
Blind voor wat me te wachten stond, voor wat er echt gebeurde,
Alsof mijn enige droom uit elkaar scheurde.
Mijn leven dat ik had uitgestippeld was zo simpel,
Het maakte me ook niet uit, was zelfs logisch, zo hier en daar een rimpel.
Perfectie heb ik zelfs nooit verwacht,
“Gewoon” dat is wat ik zo belangrijk heb geacht.
Wat me nu nog rest, zijn mij twee kinderen.
Waarvoor mijn liefde nooit zal verminderen.
Ik twijfel alleen aan mijn kunnen om hen gelukkig te maken,
Eerlijkheid, vertrouwen, gelukkig zijn, … belangrijke zaken.
Wat als ik misluk, net zoals in al de rest?
Wat blijft er dan over van hun recht op een gelukkig nest?
Wie ben ik om hun een goed leven te geven?
De angst dat ik de oorzaak ben van hun pijn, doet me op m’n benen beven.
God, als ik ooit uw hulp nodig heb gehad, dan ik het wel nu.
Ik weet, ik stel mijn donkere gedachten nogal cru.
Zou dit het begin van zwakzinnigheid zijn?
Of is dit gewoon wat overblijft na het opgeven van een levensdroom, een allesoverheersende pijn?
Kan iemand mij helpen als ik dit zou delen?
Of moet ik gewoon verder een rol spelen?
Ik wil niemand tot last zijn, wil niemand vervelen.
Waar vind ik mijn liefde, de kracht van mijn bestaan?
Bestaat er ook voor mij de persoon waarvoor ik durf te gaan?
Ik blijf hopen, blijf zoeken,
En zal mijn zwakte steeds blijven vervloeken.
Nochtans heb ik de eerste minuten van het nieuwe jaar al huilend doorgebracht,
1 januari 2000, voor mij slechts een donkere nacht.
Misschien zal er ooit nog iets moois komen.
En zal de toekomst zorgen voor het vervullen van mijn dromen!