Ogen die me naar jou toetrekken zonder zelfs maar enig woord,
Lippen die zo zalig kussen dat iedere klank wordt gesmoord,
Handen die me verwarmen zodat zelfs de koudste winternacht zwoel wordt,
Een stem, zacht en doordringend, verslavend, ieder gesprek is te kort,
Zoete herinneringen, ze staan in mijn geheugen gebrand,
Pijnlijk de gedachten die rondtollen, steeds maar rondwaaien zoals woestijnzand,
Warme tranen die vloeien, komend vanuit de oneindigheid,
Hopend dat ze de pijn met zich meenemen, toegevend aan rust en zaligheid.
Mijn hart, mijn vurig hart, dat zo snel heeft geslaan,
Moet terug gaan in de tijd, weer een beetje blijven stilstaan.
Ik heb niet veel te bieden, alleen mezelf, mijn hart en mijn ziel.
Maar jij wil meer, dat is de reden waarom ik je niet beviel.
Ik ben gevallen in de diepte en tast doelloos rond,
Maar ergens moet er toch een lichtje zijn, voel ik weer terug vaste grond.
Ik kan je volgen, begrijp je en maak dan ook geen enkel verwijt,
Maar ik had ons zo graag een kans gegeven in plaats van terug te gaan naar de eenzaamheid.
Ik weet hoeveel moeite het kost om jezelf te laten gaan.
Hoe groot de angst is, kan ik alles wel aan?
Ik kan je geen garanties bieden, weet niet wat de toekomst brengen zal,
Maar ik kan je wel mijn hand reiken en je proberen te behoeden voor iedere val.
Misschien vind jij ooit mijn weg, lopen we hem samen,
Misschien ook niet, maar ik weet uit welke richting we kwamen,
Want mijn hart slaat een ritme, dat ik herken in dat van jou,
En dat ritme delen, is iets wat ik eigenlijk heel graag wou.
Misschien na verloop van tijd, je weet waar ik ben,
En mocht het niet zo zijn, weet dan dat ik je toch als mijn vriend ken.