Op een zaterdag in jouw huisje,
Werd ik gelukkig door lekkere geur,
Want in jouw huisje staat een fornuisje,
Achter een witte keukendeur.
Op dat fornuisje stond te pruttelen,
Een soepje met álles wat je maar wilt,
En wij staan daar te ‘pietluttelen’,
Tot jouw fluitketeltje gilt.
Dan zijn het soepje en de thee klaar,
Jammmie! We gaan weer smullen,
Jij neemt de soep met een gebaar,
Dat ik de theeglaasjes kan vullen.
Dan gaan wij naar jouw kamertje toe,
En nemen we plaats op de bank,
Lekker genieten! Smullen! Nou moe!
De soep is heerlijk, hiervoor mijn dank.
Maar naast de soep en zoethoutthee,
Zijn we ook geen minuutje stil,
Lachen, luisteren, veel gesprekken,
En af en toe een geschrokken gil.
Als je kijkt naar onze formuleringen,
En de werkelijke inhoud ervan,
Zijn er denk ik geen ontberingen,
Tegenover een filosofische man.
Terwijl het niveau ook kan dalen,
Dan word het juist grappig gezwets,
En die speciale sociale verhalen…
Je krijgt slappe lach van dat geklets!
Ja, jouw nieuwe huisje is fascinerend,
Maar zonder jou was het niet veel,
Door jou is het zo inspirerend,
De speciale details vormen één geheel.
Ik ben gewoon dankbaar wie je bent,
En hoe je daar mee omgaat,
Want ik heb nog nooit iemand gekend,
Die op jouw manier is het leven staat.
En toen dat fluitketeltje te keer ging,
Besefte ik maar al te goed,
Dat dit toch echt speciaal is,
Dat het zo blijven moet…
Een gedicht dat ik eens geschreven heb voor een vriendin die van kinderverhalen houdt