Achtergelaten in de eenzame tocht,
alleen in de kou.
Ik wou alleen maar samen zijn,
samen met jou.
Jij was de gene om m’n leven mee te delen,
jij was de motor van mijn hart.
Iemand als jou zal ik niet vinden,
want jij was zo apart.
Jij was onvervangbaar,
als jij waren er geen twee.
Nu is er geen één meer,
nu lig je in de zee.
Je bent verdronken,
ik zie het drijvende lijk.
Ik zie je,
elke keer als ik naar de zee kijk.
Ik mis je elke minuut,
en ik wens één klein moment.
Een moment waar ik jou kon zeggen:
Ik heb nooit zo’n lieve persoon gekend.