Altijd bang, bang dat jij me zou verlaten.
Wateren zo stil, niets om over te praten.
Ik lachte vaak, maar tranen zo gemarkeert op zijn gezicht,
Lieten mijn lach vervagen, dus hield ik het liefst mijn ogen dicht.
Dromen over de toekomst, maakte ik waar in mijn gedachten.
Maar hoe mooi mijn dromen ook waren,
Niets kon die pijn verzachten.
Zo mooi dat ik was, in elke droom die mij paseerde,
Fantasie zo echt, dat het mij vereerde.
Ik hield me sterk, en leerde steeds wat meer,
Mijn dromen deden hun werk, en verzachte de pijn, want god wat deed het zeer.
En nu, nu weet ik, geluk kan ik niet kopen, want ik droom nu zelfs met mijn ogen open.
En nu weet ik dat alle dromen die ik had, de pijn zodanig hebben verzacht,
Dat ik alles even vergat.