Wij waren een lichte nachtmerrie,
in een duistere donkere dag.
Wij waren prins en prinses,
opweg naar ons mooie kasteel.
Wij waren de mooie liefde,
maar ook waren wij de grote haat.
Wij waren een rozenknop,
die later ontpopte tot een mooie roos.
Wij waren voor altijd samen,
zouden elkaar nooit verlaten.
Wij waren jij en ik,
en ik en jij waren wij.
Wij waren die ene ster in het helal,
die schitterde nacht in en uit.
Wij waren de dansede vlinders,
die zochten naar al wat nieuw is.
Wij waren de jongen leeuwtjes,
die vechtend met elkaar stoeien
Wij zouden elkaar nooit verlaten,
nee echt helemaal nooit.
Nu sta ik hier met vochtige ogen,
aan het diepe gat, jou graf.
Wij waren,
alles wat ik wilde zijn