Mijn vrienden zegge
dat ik een vrolijke meid ben.
Ze vinden me allemaal stoer
en best wel lacheu.
In het bijzijn van lijn vrienden
probeer ik vrolijk te doen
en dat lukt aardig goed.
Maar eens ik thuis ben
stort ik helemaal in elkaar.
Thuis sta ik altijd op de tweede tree.
Mijn zus krijgt alles en
mag overal heen.
Als ik dan eens naar een fuif mag
dan drink ik tot ik bezopen ben en
tot mijn verdriet weg is.
Niemand kan mij ooit zien huilen.
Maare elke dag rot mijn lichaam van verdriet.
Ik ben niet iemand die snel huilt en
die zijn emoties laat uiten.
Ik ben misschien wel een vrolijke meid,
maar wel eentje met veel verdriet.