Je bent een boek,
ik lees de regels, maar
verdwaal in hoofdstuk
vijf. Plots, opeens verdwenen
weg de woorden, wit, het blad
papier, zonder teken
van je pen, kruip ik nauwlettend
stapvoets verder, bespeur
elk spatje, elk hoekje,
op zoek, naar iets van jou.
Ergens, tussen regels verder,
voel ik een lichte zucht,
gegoten in een letter,
vervormd door tranen,
diep in jou. Voel ik je,
letterlijk in me, voor heel even,
dan ben je weg, enk’le hoofdstukken
onzichtbaar, gelopen in de mist,
ga ik je voetstappen
achterna en schreeuw
de koude stilte, je naam
in wolkjes kilte, doch omringt
door een verlangen,
liefdevol en trouw,
Ben ik gelukkig je te
ontmoeten, waar het punt
is neergezet en streel ik zacht
je wangen, sluit de kaft,
van verleden levens
en open een nieuw boek.
Dat van het onze,
ons eigen, woordenloze boek.