Wil, ziel en geest
Sterven zal mijn hart op het ijzige gesteente van mijn wil, ziel en geest,
Mee deinend met het lauwe water die zijn kracht verloren heeft,
Mijn wil is groot, en dat alles zit vanbinnen,
Verborgen onder een nevel van geheimen.
Zoekend naar een plek in mijn lichaam met volmaakt geluk,
Mee deinend op het lauwe water,
Rusteloos keert mijn ziel, onmogelijk is mijn wil,
Beeldenstorm in mijn hoofd, zachtjes peuteren mijn wil, ziel en geest aan mijn zelfbeeld,
Verzwolgen worden de stukjes op het lauwe water,
Zoals broodkruimels op een waterplas.
Sterk is mijn wil, ondoorgrondbaar mijn ziel, destructief mijn geest.
Leeg is het kopstuk van mijn ik.
Legers van gevoelens, ideeën en aangenomen waarheden,
Sloegen het beeld van de troon.
Tastend in het donker,
Zoekend naar een plek in mijn lichaam met volmaakt geluk,
Pure schoonheid van de hand van god,
Zoals zoeken naar water in de woestijn van mijn verlangen,
Brandend aan de oppervlakte,
Hoop verorberd door het vuur,
Dat eeuwig zal blijven branden,
Tot ik vind wat ik zoek,
Tot mijn wil gehonoreerd wordt, mijn ziel zijn draai vindt, mijn geest vergenoegend neerdaalt,
Tot ik ben.
Wat ik wil zien.