Het begon toen zij stierf en je achterliet
Je lag kil te trillen, verweesd in je bed
Hij wiegde slapend, ontkende verdriet
Je wist, zonder haar was je nooit gered
Je overleefde met lippen stijf op elkaar
bleef met je ogen bang straten legen
Je wist dat ze volgde, bezielde haar
voelde in hoeken haar adem bewegen
Hoe oneerlijk de lijn loopt, zag je pas in
Je kon niets anders dan je pijn beleven
Verkrampt, doeldend op je fatale begin
Je voelde verleden als gal aan je kleven
Je berende je dagen al panisch vooruit
bewust van de kansen die je verkwistte
Je hoorde hen kaatsen, je eigen geluid
vervoerde mee naar geluk dat je mistte
Nog bezie je haar wezen dat niet meer is
Je bevecht dapper haar verstokte vijanden
naar voorbeeld beleef je dit pijnlijk gemis
Je wilt zelfs je ziel aan hellenvuur branden
Je beboet dat je haar eigenhandig moordde
kastijdt je iele lijf, zoekt onhoudbare pijn
Je kijkt het leven dat je nooit toebehoorde
Behuilt de vrouw, mist het lijvig samenzijn