Bewegend door het bos van Pan
Dochters van de schepping
staren naar mij
Een indringer in deze oase
Wel dochter van de godin, de moeder
maar vergiftigd
Besmet door de vloek
Die menselijkheid heet
Ik verlang naar de stilte
de puurheid van dit bos
De koude wind laat me niet alleen
zolang ik verder dwaal
Zie hier, gehoornde heer van het woud
Zonder naam sta ik daar
beoordeeld door de vader
brenger van leven
Zelfs menselijkheid kan hem niet verwarren
Want goddelijk is alles, in de kern
De dag sterft langzaam, als de vader zijn dochter
"Welkom thuis" toefluistert