Alleen op de wereld.
Alleen, maar toch zoveel mensen om me heen.
Een prikkelbaar terrein tintelt rond mijn lichaam net zoals in een computer spelletje als de vechter zijn krachten verliest en hij half dood en half levend is.
Het doet pijn en stopt niet.
Je hoort nergens bij, niet bij de levenden en niet bij de doden.
Ik zie ze, ik hoor ze maar begrijp ze niet, net zoals zij mij niet begrijpen.
Ik ben kwetsbaar maar wil niet dat ze me zo zien want in hun ogen was ik steeds de sterke, de moedige die alles overleefde.
Ik blijf vechten maar tevergeefs want ik ben te zwak en ik word er alleen maar zwakker van.
Ik wil mijn eigen weg volgen, het pad dat ik kies maar mijn lichaam tintelt en doet niet wat ik wil.
Mijn lichaam sleurt me mee de diepte in, de lucht in, hij neemt me overal mee naartoe maar ik blijf liever met mijn beide voeten op de grond staan.
Maar wie ben ik om dat te kiezen?
Ik ben tenslotte niemand meer.
Ik ben anders dan anderen en anders dan ik was toen ik ook één van de anderen was.