Met het wegtrekken van de winterse dekens,
Komt het licht wekkend uit een donkere slaap,
Om de lucht te vullen met een laatste gaap,
Tot alles openslaat aan het wennen van deze tekens.
Zoveel geluid wat door de winter is verzopen,
Opgewekt en meegaand staat het er nu voor open.
De tijd kruipt voorbij met achterliggende betekenis,
Om stil te staan en beschermen voor elke hindernis.
Soms ga jij te langzaam of anderen te snel,
Met de grote dingen gepasseerd springt het niet uit haar vel.
Ze neemt de omgeving in haar op, maar blijft in rust,
Hangend aan een tak komt zij tot in de lucht,
Tot de tijd ontsluikt wordt vallen haar bewust,
Uit de handen van de wind komt een diepe zucht.
Haar nieuwe zelf moet wennen aan de omgeving,
Ze ziet de dingen in het licht van ingeving,
Afgeschrikt denkt ze uiteindelijk dat we zijn,
Het is niet om te zijn, maar om wat te bezitten,
Zover geschreven in haar diepste levenslijn,
Vlieg naar waar de zon je zal verhitten,
Observerend en luisterend zie ik je al ginder,
Afgeschrikt ben ik, vrijheid heb ik,
Zo gevangen door deze vlinder…