Trots mijn onnatuurlijke vader mij heeft bemind
Bleef ik voor moeder het mislukte abortuskind
De bastaard die haar later huwelijk had vertint
Terwijl ik zelf een andere naam werd aan gepind
De aangetrouwde familie lag al op de loer
Vooral bij de komst ener half zuster en halfbroer
Werd ik heel minderwaardig gesmeten tot visvoer
Zonder een erfelijk naamkaartje aan de halssnoer
Mijn vrouw en kinderen, kleinkinderen, klein of groot
Trokken mij als een minderwaardigheid uit de goot
Want voor hen was ik geen ouderwets familie schroot
Maar iemand die hen een hoopvolle toekomst aanbood
Uit respect zocht ik nooit naar mijn natuurlijke naam
Een belofte van mijn moeder aan haar man gedaan
Dat zolang hij leefde alles wettelijk zou gaan
Maar nu hij in komma licht kom ik voor aap te staan
Zestig jaar oud en ik weet niet wie mijn vader was
Waar die naam, waar het geheim, in welke oude tas
Doch zonder ouderlijk huissleutel weer ten onpas
Lig ik oudste wettelijke zoon weer in het dras