ze komt der aan
je hoort de voetstappen.
maar ze loopt je straal voor bij.
je laat even horen dat je der ook bent.
maar ze negeerd je.
ze loopt met een ander er vandoor.
je weet niet wat je verkeerd hebt gedaan.
heb je der getrapt?
heb je der gebeten?
wat heb je fout gedaan?
je laat het merken aan je baas.
je loopt te slijmen.
je wilt vragen wat heb ik nou gedaan?
maar het antwoord kan ze jou ook niet vertellen.
jij heb altijd haar vertrouwen gegeven
jij hebt haar geleerd niet bang te wezen.
voor jullie grote 4 voeters.
Maar ze laat jou zitten.
niet alleen jou
maar ook mij laat ze stikken.