En als morgen
De zweep mijn lijf zal vinden
En zal straffen om mijn
Verdomde eigenzinnigheid
Dan nog blijf ik lachen
Om jouw ijdele koningswaanzin,
Iedereen dwingend
Op z’n knieën tot jij
In hun bloed kan baden
Soppend in hun vlees,
En als ik dan
Tot bot en been
Ben opengereten
Gun ik jou
geen greintje plezier
en spuug ik in je wezen,
alvorens ik urineer
in jouw soppend bloed.