Onrustig valt de regen
als de druppels in mijn hart.
Onrustig, los, maar zeker.
Dit weer maakt me verward.
Ik kijk eens door de ramen,
zie plassen op de straat.
Er is nu niemand buiten.
Het is ook al te laat.
Onzeker kijk ik nogmaals
naar de wereld om mij heen.
Onzeker, stil, getroffen
door het spatten op mijn steen.
Ik weet niet wat het is
dat deze buien met me doen,
wel dat het me verlangen doet
naar warmte en een zoen.
Eenzaam stroomt het water
met bakken uit de lucht,
op zoek naar vaste bodem,
voor de hemel op de vlucht.