Je bent nog jong en klein,
Toch wil je liever een ander zijn.
Met oorlogen moet je vechten,
Kinderen zoals jou hebben geen rechten.
Je kunt geen plezier maken ook niet spelen,
Inplaats daarvan moet je eten stelen.
Je hebt geen moeder die eten kookt,
Maar ene moeder die teveel drinkt en rookt.
Vaak dwaal je over straat,
Van s'ochtend vroeg, tot s'avonds laat.
Iemand die van je houdt, ken je niet,
En dat doet je veel verdriet.
Maar toch blijf je hopen,
Dat je niks meer hoeft te stelen maar gewoon iets kan kopen.
Je denkt maar aan de goede dingen van het leven,
Want die kunnen je misschien nog een beetje hoop geven.