Lig op m'n bed van
kinderkopjes,
midden op de straat.
Fonkelende glassplinters, verloren
gelopen
na een dodelijk ongeval,
zwemmen in een bloedzee, vergezellen
me,
op m'n reis, tot alleen een
tunnel
me van de dood scheidt.
Zachtjes,
op kousevoetjes, om niemand
te storen, loop ik
verder naar m'n
vriend. Herenigd in de
dood.