ik dicht je lichaam
in vijf strofen na elkaar, rijm ze,
tot verzen ons bezingen,
verbuig de woorden in m’n schrijfsel
en lach ze tot een paar.
ik dicht je handen,
het spel van lijnen,
getekend binnenin
die ik ’s nachts weer telkens open,
en de noten voor je lees
als betek’nisloze woorden in een
verfromfraaide zin.
ik dicht je warme denken
in een kop koffie tussen ons,
met het deken tot jouw schouders,
naakt en zoveel meer,
met jouw ogen die ik opneem,
die ik in m’n pen memoriseer.
maar ’t zijn jouw fluisteringen die ik
tot me droom, jouw schoonheid die ik
de wereld zal verklaren,
in dit gedicht waar ik jou
tot heldin bekroon.