Het leven
0-5 Ben je een kleuter,
5-10 Wordt je gezien als een grote peuter,
10-15 Vind ze je puberaal,
15-20 Gedraag je je weer een beetje normaal.
20-25 Ga je trouwen,
25-30 Dan begin je een leven op te bouwen,
30-35 Krijg je misschien nog kinderen,
35-40 Begin je al een heel klein beetje te minderen.
40-45 Gezellig met anderen over een meertje varen,
45-50 Krijg je grijze haren,
50-55 Ben je voorbij de helft van je leven,
55-60 Begin je al een beetje te beven.
60-65 Zit je misschien nog thuis,
65-70 Ga je naar het bejaardetehuis,
70-75 Zit je te kaarten met oude bessen,
75-80 Te eten in een kamer met z'n zessen.
80-85 Zit je op je kamer alleen,
85-90 Al je vrienden dood, niemand om je heen,
90-95 Heb je heel erg moeite met je eten malen,
95-100 Wachten tot dat de dood je komt halen.