liefde die, met wrede lach
mij bespot, aan deze tafel, waar
ik u meen te vatten maar
zelfs niet van horen zeggen ken
omdat ik u beschrijven durf
als exclusief en voor de hand
liggend, in mijn warme schoot,
komt gij niet meer bij en ik verdwijn
maar eens zult gij u schikken naar
mijn beeld, en zo tevreden zijn, echter
diep in mij blijft gij dan knagen
wijl ik mij wentel in mijn vals geluk