de telefoon rinkelde,
ik nam de hoorn op,
ik hoorde je beangstige stem,
van help,help me nou,
met een klap sloeg,
de hoorn op de haak,
vol schrik sprong ik op me fiets,
en racede naar je toe,
adem stokte in me keel,
toen ariveerde ik voor bij de oprit,
daar stond je
huilend op de stoep,
blauwe plekken overal,
gekerfde sneén in je pols,
in een hoekje,
zat je daar,
trillend vol angst,
een grote schaduw,
die over je heen hing,
handen die met een klap,
neerdijnsden op je gezicht,
voeten trappent tegen je schenen,
het was je moeder,
je moeder,
die je die ellende bezorgde,
hijgend stapte ze in de auto,
en reed weg,
jij verdiend dit niet,
al die woede,
al dat verdriet,
die pijn mag jij niet hebben,
jij verdient een goede toekomst,
en daar zal ik voor zorgen...