Ik droom over jou.
We bedrijven iets, maar zeker niet de liefde.
Dat kan niet in mijn dromen.
Toch word ik wakker en droom nog steeds over jou.
Wat is dat toch, dat ik je zo vaak zie.
Zie je mij ook zo vaak?
Ik kan je gezicht beter beschrijven dan een camera kan vastleggen,
beter dan een spiegel of een stille watervlakte kan reflecteren.
Laat me het vertellen en je zal zien dat ik gelijk heb.
Je lichaam is zo perfect,
dat God eindelijk trots kan zijn.
Hij is nu klaar met zijn schepping,
alles wat na jou komt kan niet meer beter.
Je bent uniek zoals nog nooit iemand uniek is geweest.
Zal je mij ook ooit zo zien? Als je je ogen geopend hebt?
Als je eindelijk wakker wordt uit die nachtmerrie die ik mijn droom noem?
Zullen we dan eindelijk iets bedrijven wat we wel liefde kunnen noemen?
Zal je mij net zo lief hebben als in mijn dromen?
Als je ooit bestaat, kom je dan naar me toe? Ik zal er voor je zijn.
Ik zal je uitleggen wie je bent,
wat je hier doet en waarom je zo vreselijk veel van me houd.
Tot die tijd zal ik over je blijven dromen en naar je verlangen.
Maar wacht niet te lang, want mijn dromen worden ondertussen serieuse nachtmerries
en het duurt niet lang meer, of ik zal nooit meer slapen.
Dan zal ik altijd wakker blijven, wachtend op jou.
Jammer dat jij dit nooit te lezen krijgt,
want dan zou ik weten wie ik ben.
Helaas zal ik nooit iets van je horen.
Maar geef toe,
het was mooi geweest als het wel zo was.
Nu ga ik naar bed.