Hij zei ik heb geen voeling meer
met je en richtte traag zijn hoofd op.
Zijn ogen zochten woorden en
spraken me kijkend onder tafel.
Ik frunnikte wat aan mijn jas,
opende mijn mond om mezelf
tenslotte weer te sluiten.
Het geschraap van zijn stoel
overheerste dat van mijn stemloze ziel
toen hij opstond om
nooit meer terug te komen.