Tijdens het dolen door mijn gedachten,
het spitten in de tuin van herinneringen.
Zag ik onder een steen diep weggestopt,
iets glinsteren, vaag en ver weg gepropt.
Pijn verscheen uit het licht,
Dreef naar boven en boven.
Meteen haar pijlen op mij gericht.
Ik wilde het licht doven
zodat het niet terug kwam;
Ik was te laat, veel te laat.
Opeens zag ik weer hoe het gaat
verliefd zijn, maakt je lam.
Blijf bij me vandaan, dankjewel
Anders wordt geluk weer een hel.
Ik haat herinneringen en gedachten.
Ze laten je weten wat je kan verwachten.
Vanaf nu zal ik nooit meer tuinieren.
Het kan alleen maar het leven verstieren.