Daar gaan we weer,
Zoals elk jaar, zoals elke keer.
Allemaal in de auto klaar voor de rit.
Alles ingepakt, het wordt een lange zit.
“Zijn we niets vergeten?”
Is wat me moeder wilt weten.
“Doen de lichten het wel als ik rij?”
Dat is wat me vader zei.
Ik kijk de lichten nog even na,
“Ze doen het hoor pa”.
Nadat ik nog even mijn benen strek,
Zijn we klaar voor vertrek.
Mijn zusje moet nog even naar de wc,
Nu kunnen we echt gaan, iedereen gaat mee.
In de auto wordt er niet veel gezegd,
Af en toe wordt er door mijn ouders wat overlegd;
“we kunnen beter anders rijden”;
“om die files te vermijden”
Om de paar uur gaan we even stil staan,
Dan gaan we iets eten en kunnen we naar de wc gaan.
Daarna gaan we weer verder met onze reis,
Mijn moeder luistert naar rob de nijs,
Me zusje doet op de game boy een spel,
En ik, ach ik vermaak me wel.
Op een parkeer plaats brengen we de nacht slapend door,
En s’ochtends vroeg gaan we er weer voor.
Nog een halve dag rijden, voor we bij de camping zijn.
Gelukkig niet zo ver meer, dat is wel fijn.
Alle files hebben we kunnen ontwijken,
om zo zonder gewacht te hebben onze bestemming te bereiken.
In de middag komen we bij de camping aan,
We weten al op welke plek we dit jaar staan.
Dan komen de bekende van vorig jaar,
Lang niet gezien, we groeten elkaar.
De caravan en de tentjes het voelt net zoals ons huis,
Ja eindelijk we zijn er weer, we zijn weer thuis.
Omringd door mooie bergen, het bos en een meer,
Ja ik geniet van alles keer op keer.
De vakantie vliegt voorbij, na van alles te hebben gedaan,
Is het al weer tijd om naar huis te gaan.
De tentjes worden afgebroken en spullen in de caravan gelegd,
We gaan vroeg naar bed, na iedereen “dag” te hebben gezegd.
De volgende morgen vertrekken we vroeg,
We hebben tenslotte een lange reis voor de boeg.
Midden in de nacht komen we aan thuis,
We zijn weer in ons oude vertrouwde huis.
Meteen ga ik naar bed, ik ben moe, ik ga dromen.
Over de bergen en de camping waar ik volgend jaar weer zal komen!