Door het leven te struikelen
als een vreemdeling voor jezelf,
een heen-en-weer van groeien en
weer krimpen
ik zie hem op de stoeprand zitten
in grijsgewassen doopkleed
en het geraamte van een kale tutter,
losjes bengelend safsgewijs
in de veels te grote mond
‘zo ben ik ooit geboren,’ zei hij
‘en zo zal ik ook gaan’
ik wist wel beter,
maar sprak hem niet tegen
ik dacht, die allereerste dag
zijn we allemaal naakt