Ons beding van bron des levens zijn
~
Waterlijk helder kabbelend gedein
~~
Beweeglijk vloeiend en akkervoedend
~~~~
Soms hard wild en waterrijk woedend
~~~~
Langs lieflijk rivierbed en meegesleurd steen
~~~
Dan weer stilstaand in zuiverend veen~
~~
Uiterlijk laat land zij bij ons binnen
~
En lest dorstig smachtelijke zinnen