De mist omringt haar,
vastgebonden, doodstil,
wanneer ze haar leven uit haar voelt gaan,
langzaam geeft ze op.
De dood kijkt haar in haar ogen,
lacht haar uit,
trillend voelt ze die hand haar weer betasten,
en voelt die scherpe pijn.
Daar zit ze weer te wachten,
op haar bed, huiverend tot hij weer komt,
die voetstappen klinken dichterbij,
ze voelt hem weer komen.
Ik kijk toe,
langs de zijlijn, alsof het mijn leven niet is,
voel me gaan en langzaam ontwaken,
uit de nachtmerrie,
waar mijn ogen niet gesloten zijn.