Als je spreekt
Dan trilt zelfs geen blad
En alles wordt stil
Bij een gebaar van je hand
Iedereen luistert
Naar de warmte van je stem
Elk woord wordt in hen gekerfd
Als een brandmerk
Onuitwisbaar
Ik ook zit in die kring
En een glimlach verraadt
Dat ik luister
En zelfs zonder een band
Die ons eeuwig aan elkaar bindt
Is er iets in jou onafwendbaars
Omdat ik steeds iets van mezelf
In jou terugvind
In wezen kunnen wij niet
Zonder elkaar
Als jij lacht
Dan wordt alles licht
Mijn ogen doen pijn alsof
Een vlammenzee me treft
De wereld die davert
Bij elke stap die je zet
En toch ben ik
Niet traag of moe
Alleen verbaasd over de kracht
En ik zit in een cocon
Van een rups gevangen
Straks word ik vlinder
En als in een droombeeld
In een kluw van mijlen ragfijn haar
Tracht ik jou te raken met mijn hand
En als een zeepbel spat je steeds
Met een glimlach uit elkaar
Je blijft steeds verborgen
Achter een glazen wand.