Op de hoek van de tafel,
naast de rand van het bad,
in de tas met de rafels,
bij de staart van de kat,
onder bergen van kleren,
tussen leven en dood,
daar waar zerken verweren,
ver van slag en van stoot,
vruchteloos, maar heel zeker,
met handen vol goud,
drinken we uit deze beker,
dan worden we oud,
eindigend liefdevol,
wetend van niets,
geld speelt geen enkele rol,
zijn bij dat iets.