Daar ga ik, met mijn neef, mijn maat.
We zijn stil, wachtend tot de bel gaat.
Omringt door stemmen, mensen om ons heen.
Gezichten die je kent, maar niet wetend wie het zijn.
Wij zijn stil, zeggen niks, kijken om ons heen.
Aan een tafel zit een jongen, helemaal alleen.
Hij kijkt recht voor zich, ik ken hem niet.
Ik kijk hem aan, en hij kijkt terug.
Dus snel keer ik mijn hoofd, zeer vlug.
Bij mezelf denk ik, waarom?
Is er niemand die hij kent.
Is er niemand waar hij bij kan zitten?
Zo eenzaam, zo alleen.
Waarom heeft hij geen vrienden?
Een tafel met acht stoelen, gevuld is er slechts één.
Wie is deze jongen, is er niemand waar hij heen kan?
Hij kijkt recht voor zich, hij is eenzaam.
De bel gaat iedereen staat op, en hij doet mee.
Wie is hij, waar gaat hij heen?