De bloemen verdwijnen
De bomen verliezen hun blad
Alles wordt donker, en koud
Binnen is het warm maar de kilte omringt mijn hart
Al de warmte om me heen, de vrolijkheid
Ik ben er maar ik hoor er niet bij
Ik zie mezelf als van een afstandje
Ik hoor mijn lach als van iemand anders, een vreemde
Kon ik maar gaan, weg van de gezelligheid
Maar ik zit vast, gevangen in het net van het sociale
Ze merken het niet, ze kijken niet door het masker heen
Het gelach gaat door en ik doe mee
Ik blijf en wacht
Ik wacht totdat mijn lichaam en geest weer één zijn
en we samen kunnen vertrekken
naar buiten, naar de kou die me meer trekt dan alle warmtebronnen
Laat me maar gaan
In de eenzaamheid kan mijn geest weer vrij zijn en wegzweven
zonder dat hij wordt tegengehouden
Mijn lichaam sjokt voort door de kou
maar er verschijnt een glimlach in mijn hart.