we plukten de sterren
van de blote hemel,
jij mocht ze nieuwe namen geven,
water, aarde, vuur en lucht
de apocalyptische adelaars,
jouw kunstenaarshanden vingen
al de natuurelementen
wondermooi op je brandglas achterdeur,
tingeling bij kattengerinkel,
je leerde me naar bomen luisteren
van elk bladgeritsel
kende je de juiste toon
je bracht van elk kruid de milde boodschap
maar ondank is meestal 's mensen loon,
'k luisterde gespannen naar de zin
van zoveel levenservaring
karmische lessen in eenzaamheid,
streven naar ultieme geborgenheid,
zak vol stenen op de rug,
menhirs in onze dolmentuin,
'k toonde je de schijn van alle waarheid
zelfs de sjamaan is maar een man
die zo nu en dan,
doet en ziet wat hij kan,
weet geenszins de weg van het hart,
zoals de schoonheid van een kindervraag
wenend en smekend bij maneschijn,
vertel me je droom voor 't slapengaan
dat kan nooit een leugen zijn.