Je kijkt me stiekem zijlings aan met een blik die zelfs mijn ziel verlamt …
Je komt dichterbij met je mooie, struise lichaam, en neemt mijn hand,
Ik kijk in je magische ogen,
Jij zou al mijn bittere tranen van al die jaren kunnen drogen,
Kwade tranen omdat je me nooit zag staan,
Al wist je dat ik jou niet kon weerstaan,
Ik was altijd de vogel die uit je hand at,
En nu, nu nemen we dé grote stap,
Je wrijft zachtjes over mijn hand en je draait je hoofd weg,
Stilzwijgend wacht ik op je uitleg,
Ik bewonder alles aan jou, je bent wondermooi en apart,
Dan kijk je me aan, een beetje verward,
Je maakt van mijn hand een vuist en laat hem los,
Ik voel me net verdwaald in een bos,
Je kijkt me niet meer aan,
Ik wil je niet laten gaan,
Maar je draait je om en wandelt weg,
Waarom ben ik altijd diegene met zoveel pech?
In mijn hand voel ik iets,
Het is een briefje of zoiets,
Ik doe hem langzaam maar zeker open,
Op het briefje staat : Als je echt van me houdt zou je me nooit hebben laten lopen …