Altijd een glimlach op je mond,
Sterretjes in je ogen die altijd bleven,
Al die kleinigheden die je zo leuk vond,
En de vele liefde die je hebt gegeven.
De ziekte die je had was niet te bestrijden,
Hoe jong jij even goed nog was,
We moesten toezien hoe jij had te lijden,
Iedereen wist dat jij niet meer genas.
We wisten het allemaal,
Toch kwam het als een enorme klap,
Je was op het einde al helemaal kaal,
Zelfs dat was voor jou nog een grote grap.
O wat mis ik jou toch erg af en toe,
Je leven kon nog zo mooi zijn,
Maar op het einde werd je zo moe,
En je had veel te veel pijn.
Het is alweer een tijd geleden,
Verder gaat het leven toch wel,
Ik moest gaan denken aan het heden,
Want de tijd gaat razendsnel.