In onaantastbaar donkerte tastend zoeken naar het zijn.
Blindelings. Eenzaam gevoel,
er niet te wezen. De hoop wordt klein
er uit te komen, is dat nog het doel?
Hoop en geloof versmolten tot een punt van licht, niet te bereiken. In een eindeloze nacht,
zodat je het haast niet dragen kunt.
Dan komt die schreeuw, die bittere klacht:
Moet ik geloven in de hoop
Dat al hopend het geloof weer groeit?
Steile paden… Ik weet niet waar ik loop
De ogen verblind, m’n gevoelens geboeid.
Geloof en hoop zijn verstild tot de kleuren
van de ongehoorde Kreet van de kunstenaar
Hij laat het toch maar gebeuren….
Ogen die niet zien, als in een blind gestaar
klagend verscheur ik het donkere kleed van de nacht
Uiteen in repen, onbruikbaar om te verbinden
De wonden open, hoort U mijn klacht?
Zwarte windsels, die mijn ogen verblinden
mijn hoop, mijn geloof ze zijn als een bloem
zonder kleur, de vlinder fladdert voorbij
Er mist iets, er is geen bijen gezoem.
Geen leven, geen groei, geen waarde voor mij.
Bent U er nog? Hoort U mijn klacht?
Waarom wilt U niets van me weten?
Verdwenen is mijn kracht
Wat is het waard kind van U te heten?
Geloof en hoop, ze zijn door de nacht gesmoord
1 ding rest me nog, ik smeek het u af
onthoud me niet wat u hebt beloofd in Uw Woord
’t was toch uit liefde dat uw zoon zich gaf?
Wat rest me nog, naast geloof en hoop?
Alleen toch die zoon, die voor mij wou sterven.
Is dat niet wat mij is beloofd bij mijn doop
Dat zijn liefde mij het leven zal doen verwerven?
Geloof, hoop en liefde die geven weer kleur
Aan een nacht die kapot is gereten
Ik zie Uw liefde door iedere scheur
Uw liefde geeft nooit op,
‘Mijn redding, dat te weten
(bij 'de Kreet" van Edvard Munch)