Stiekem hadden we afgesproken,
na een tijd van zekerheid.
Zit ik in de bosjes weg gedoken,
wachten op de juiste tijd.
Haar ouders liggen straks in dromenland,
dan klim ik naar binnen.
Mijn nerveusiteit zet ik aan de kant,
want zij is anders dan mijn ex vriendinnen.
Het raam gaat open,
en ze wuift naar mij.
Op mijn tenen moet ik lopen,
anders is dit feest voorbij.
In haar nachtjapon kijkt ze naar buiten,
met een onduigende blik op haar gezicht.
Ik klim omhoog met gespannen kuiten,
reikend naar het felle licht.
Eindelijk ben ik boven,
ze nodigt me uit met een gebaar.
Dat ik stil was moest ik haar beloven,
en ze wrijft liefozend door mijn haar.
Ik druk haar stevig tegen me aan,
maar toch teder en ook zacht,
Nooit wil ik hier weggaan.
dit is mijn allerbeste nacht.
Weer kus ik haar volle lippen,
en mijn handen gaan hun eigen weg,
Hier kunnen mijn oude liefdes niet aan tippen,
wat is dit zalig zeg.
Waggelend lopen we naar haar bed,
zonder elkaar los te laten.
Dit is wat een nare dag red,
liefde, leven zonder haten.
Haar lippen zoenen steeds lager,
de rillingen lopen over mijn rug.
Mijn gedachtegang wordt vager,
ik hoef nooit meer terug.
Ze fluistert dat ik altijd mag blijven,
dat is wel snel, ze is toch niet gek.
Haar houden nu stevig vast in plaats van wrijven,
twee scherpe tanden boren in mijn nek.
Ik had het moeten weten,
'echte liefde' heeft nooit bestaan,
Maar nu ben ik al gebeten,
nooit zal ik terug naar huis gaan?