Zomaar even stilletjes,
heel hard roepen in mezelf,
smeken om aandacht, om dood en verderf,
daar ik alleen maar eenzaam wil genieten van de stilte,
het snakken naar geluk door een een lach het lot besparen,
grauw is de wolk voor de zon, ijs op het hart lijkt niet meer te smelten, hoeveel meer dan één hartslag verdient de traan te druppen op m'n wang?
Kan er nog méér aanvaard worden als de vogel niet meer vliegen kan?
In een kooi kan ik immers dromen over een volle zon en blauwe lucht, mijn ogen verraden mijn vlucht naar vrijheid.
AL HEB IK NOOIT KUNNEN PROEVEN VAN DE VRIJHEID,
DE GEUR UIT DE KEUKEN KAN DE PLAATS VERRADEN.