De bitterspecht
Als een etterpuist van pulserend licht
schijnt de zon een bloedend blauw,
daas verzuchtend de tijd.
Als een bitterspecht spiets ik
het zweet van dampend hout
knarsetandend de helse hitte.
Ik wil alleen alleen zijn
en niet met zovelen die dulden
onbenullig duldend
het zout verfoeiend
dat ik krul kral krol kril
in mijn krokodillenvlees.
Ik spat spit spuit van ongenoegen
druppels donkere dauw en vlinder
mijn vleugels om het zwampend zwerk
waarin ik voorgoed kwijn verdwijn