hoe z'n beminnelijke dochter huilt
van vurig verlangen naar zachter slaande handen
haar tenger lichaam tot object verbannen
z'n ogen weer door vodka uitgepuild
papa wil ze hem niet noemen
krijsende poriƫn door z'n zwiepende zweep
een drieste melodie zingend van lieve woorden
waar ze nooit aan ontkomen weet
ze is geen hoer die hij misbruikt
enkel een dochter die met bange zwijgplicht buigt
Engelachtig het geluid
hoe bevrijdend lachen de kamer vult
het vuur tikkend tegen het venster bulkt
terwijl int ochtendrood z'n as een laatste deuntje fluit
hoe het beestig knuffeldier voergoed het leed
naar de hellepoort heeft meegepakt
de beul heeft z'n spel gespeeld
met z'n zatte ziel is het verderf 't afgetrapt
nooit meer een vader
nergens nog een onmens
niet opnieuw...