Je loopt achter ons aan,
jij bent daar waar wij ook gaan.
Je weet niet wie je bent,
ik vraag me af of je jezelf wel kent.
Altijd, dag in dag uit,
ben je bij ons, met geluid.
Wij zouden je willen negeren,
er stiekem tussen uit willen peren,
niet meer bij jou zijn,
ook al doet dat lichtelijk pijn.
Jij denkt dat wij het fijn vinden,
dat wij ons aan jou moeten binden,
maar jij bedenkt je nooit,
dat het anders gaat dan jij wil, ooit.
Wij willen nou eenmaal niet wat jij wil,
natuurlijk wel een deel,
anders waren we geen vrienden geweest
en dat mis ik nu heet meest.
Net als het eerst was,
lekker gezellig doen in de klas,
dan was nu alles oké geweest
en dat was voor iedereen het beste geweest.