DE WEG
Ik zie je nog altijd lopen.
Op het spoor.
Waar de trein even later voorbijkwam.
Jij had de juiste weg gevonden.
Door bossen, over kloven, doorheen bergen.
Op een gemakkelijke weg, het spoor.
Ik, ik was al lang de weg kwijt.
Ronddwalend in de vlakten.
En toch kwam ik je tegen.
Jij trok me aan,
Als een magneet,
Als een confituurpot voor een vliegje.
Een onbeschrijfelijk gevoel.
Ik viel in jouw armen.
EINDELIJK
Een weg, een spoor,
Naast dat van jou.
Altijd even dicht bij jou.
Maar, weet je nog die splitsing.
Dat jij de andere kat op ging.
En mij bedeest achter liet.
De sporen vervagen.
En daar sta ik weer.
Alleen en de weg kwijt