Ik dacht nog aan jou,
Aan het einde van de dag,
Terwijl alles kalmer werd,
En ik de paarse zon al zag.
Mijn gedachten riepen harder,
Dan de krekels in de duinen,
En de wolken pakten samen
Om mijn geweld in op te ruimen.
Vandaag leek langer dan morgen,
Veel om te leven was er niet,
Ik hield dan ook maar op met zorgen
En zakte langzaam weg; verdriet.
Ik ken de wereld nauwelijks,
Maar wil hem niet ontmoeten,
Al zie ik hem dagelijks,
Nooit zal ik hem begroeten.
Ik hou niet van de tijd,
Waarom ons vage leven krult,
En de levenloze dingen,
Worden zachtjes aan ons doorgeluld.
Al schreef ik mijn gedachten op,
Nog zou ik ze niet ‘saven’,
Want het tikken van de klok
Doet mij naar beter weten streven.
En wist ik dat ik leven kon,
Dan zou het nog niet smaken,
Naar een kopje groene thee;
Maar naar een handvol rode daken.