ik stal de ochtend toen
dauw nog in je ogen sliep,
kuste al de woorden
van morgen van je mond
en veegde met een vinger
langs de dagen
ik lipte: nooit is ook
vandaag, de letters
kleefden als speeksel
aan de adem van de nacht
achteloos plukte ik
‘dag’ van je mond
ooit proeft nog als
versgemaaide liefde:
adembenemend
en vluchtig