Ik kan niets zien.
Het licht is te fel en verblindt me.
Al geef je me tijd om eraan te wennen,
ik raak alleen maar onthutst,
meer en meer gedesoriƫnteerd.
Ik pak je in paniek beet,
klamp me aan je vast.
Je trekt me mee
en je leent mij je ogen,
opdat ik leer zien.
Ik schrik door het beeld
van jou van mij:
een wereld zo vreemd
zo anders, zo ontluisterend.
Ik herken niet wie ik hier ben,
wie jij bent, wie wij zijn.
Ik weet niet wat te doen
om mezelf te leren zijn.
Ik vind geen weg meer
zonder jou eerst te vragen.
Laat me maar los,
ik moet zelf verder,
ik kan je niets anders geven
dan mijn angst.
Ik loop terug en kijk niet om,
terug de tunnel in.
Ontsteld over mezelf
omsluit ik me weer snel
met de vertrouwde duisternis.
Zo zal ik weer vele jaren schuilen,
maar ik voel me niet ontheemd.
In de tunnel weet ik de weg.
Als je bij mij komt zal ik je leiden
tot je weer licht ziet
en je dan loslaten.