Ze staat stil,
door de bomen ziet ze
geen onderscheid tussen dag en nacht,
licht en donker,
in gedachten schrijdt ze voort,
naar een onbekende bestemming,
angstig kijkt ze om zich heen.
Zal ik volgen?
ik kijk naar haar, zij weet
ik waak, ik zie
geen onderscheid tussen dag en nacht,
licht en donker,
en ik weet, zij weet